We nemen plaats in de
wachtruimte, geen gang dit keer. Strato gaat naar de toilet en ja hoor, ik mag
alweer komen. Wat vlot allemaal. Ik vraag of ik even mag wachten op mijn
vriend, want anders weet hij niet waar ik ben. Als Strato van de toilet komt,
blijkt dat hij niet met me mee mag door de grote, geblindeerde deuren, die gaat
alleen voor personeel en patiënten open. Ik ben sinds een paar uur patiënt.
Ik word voor de derde keer
die dag naar een kleine kleedcel geleid, de deur kan achter me op slot en er
staat een krukje er hangt een haakje en een wastafel met een spiegel. Op de
wastafel staat een doosje met kant en klare make-up remover pads.
Een verpleegkundige met
rossig haar en een zenuwachtig lachje vraagt of ik wel eens een MRI heb gehad.
Nee.
Een MRI is in feite een
magnetische scan. De algehele ruimte is een magnetisch veld. ‘Daarom mag er
geen metaal in de ruimte. Alle sieraden moeten af. Heb je metalen delen aan je
haarbandjes? De ogen van de veters in de schoenen, dus die moeten uit. Heb je
een rits in de broek?’ Ja, verrassing, die zit van achteren! Ook uit dus.
‘Beugels in de BH? Doe maar uit voor de zekerheid. Je shirtje mag je aanhouden.
Ik ga even een broek voor je halen’.
Ik begin me uit te kleden
en te ontdoen van al ‘mijn metalen delen’. Als ze terugkomt geeft ze me een
donkergroene, katoenen broek met elastiek. Ze heeft ook een papieren
operatiejas bij zich van blauwe vlies. Shirtje moet toch maar uit, dat
glinstert, voor hetzelfde geld is dat ook metaal. Nu snap ik ook waar de
Eye-make-up remover pads voor dienen. Voor als je oogschaduw hebt met
glitters….. tsssss. Hoe zit dat met nagellak met glitters?
De broek komt zowat tot
mijn oksels en de operatiejas is lang, model-loos en heeft een strik bij mijn
nek en een strik om mijn middel. M’n vlechten hangen los en ik loop op blote
voeten naar de volgende ruimte, gelukkig heb ik leuk, blauwgelakte teennagels, zonder glitters. Ik
mag mee naar een kamertje, daar staat een bekende stoel, in zo’n stoel zit ik
wel eens voor bloedafname. Ik ga zitten en zeg dat ik niet van naalden houd,
dus even niet kijk. Dat is prima en de verpleegkundige vertelt over hoe het
werkt met de MRI, ondertussen prikt ze in mijn arm. Het MRI apparaat is een
tunnel. Ik ga daar op mijn buik in. Het apparaat maakt veel herrie, ik krijg
dan oordoppen en een koptelefoon met desgewenst muziek. Ik vertel dat ik
claustrofobisch ben, maar wel denk dat ik dit wel kan. De hoofdsteun heeft een spiegel waardoor ik door de tunnel heen kijk en met mijn hoofd
lig ik ook bijna aan het eind van de tunnel, er waait een verkoelend briesje
volgens de verpleegkundige. Al met al klinkt het prima te doen. Ze legt uit dat
de meeste mensen het ook minder claustrofobisch vinden als ze op hun buik
liggen, dus dat komt mooi uit.
Als ik weer naar mijn arm
kijk zit er een infuus in, krijg nou tieten! Dat heeft ze wel gezegd hoor, maar
er wordt vandaag zoveel gezegd. Nou dat heb ik ook nog nooit meegemaakt.
Vandaag word ik op zoveel manieren ontmaagd, ik kan het bijna niet bijhouden.
Ik moet even wachten in de stoel. Er moet nog iemand van de scanner af alvorens
ik naar die ruimte kan. Het infuus is straks voor contrastvloeistof, nu gaat
het even andersom, mijn bloed loopt uit mijn arm in het infuus.
Ik mag de MRI ruimte in.
Met de ene hand houd ik mijn doorzichtige, papieren operatiejas dicht, de
andere houd ik strak naar beneden, want er zit een naald in ter hoogte van mijn
elleboog. Ik krijg een papieren muts op, mijn vlechten hoever er niet ingestopt te worden. Geen idee wat voor doel die muts dan dient, mogelijk is het om de 'look' compleet te maken. De contrastvloeistof wordt aangesloten, ik krijg oordoppen in. Ik moet op mijn buik op de hoge tafel gaan liggen. Makkelijker
gezegd dan gedaan met mijn gekke outfit en een buis in mijn arm, het blijkt
geen naald te zijn, maar een plastic buisje, waardoor je je arm nog wel een
beetje kunt buigen als het moet. De techniek staat voor niks!
Ik moet met mijn bovenlijf
op een verhoging gaan liggen, in de verhoging zitten twee vierkante
uitsparingen waar ik met mijn borsten in moet, zodat deze min of meer vrij
hangen. Armen gestrekt boven het hoofd, koptelefoon op. Gezicht op een steun,
ik kijk in de spiegel, doe mijn ogen dicht en word de tunnel in gereden. In
mijn rechterhand een belletje voor als het niet gaat. Dan moet ik 3 keer
bellen, want als ik 1 keer bel, dan gaan ze ervan uit dat ik per ongeluk gebeld
heb.
Ademen gaat lastig, ik
druk mezelf op tijdens het ademen doordat mijn borstbeen op een hard metalen
ondergrond ligt. Ik moet zo stil mogelijk liggen, maar dat is natuurlijk niet
te doen als ik ademhaal. Ik krijg het er een beetje benauwd van. Mijn
onderbenen liggen op een kussen, dus behalve het lastige ademhalen en de gestrekte
armen heb ik qua comfort niks te klagen. Het apparaat maakt onvoorstelbare
vreemde herrie. Het doet me denken aan onze eerste computer, die werkte met een cassettebandje en als de software geladen werd, maakte dit allemaal
snerpende, piepende en plonkende geluiden. Dat doet dit apparaat ook, alleen
ontiegelijk hard. Dwars door de oordoppen en koptelefoon heen, de muziek hoor
ik niet meer. Naarmate de minuten vorderen, wordt mijn houding ongemakkelijker.
Ik moet stil liggen, het beste is dan ontspannen, maar dat vind ik maar
moeilijk. In de spiegel zie ik een wanddecoratie, een kunstwerk. Het is een
vreemd werk, we zijn in Amsterdam, maar mijn indruk is dat het een collage is
van Engelse beelden en woorden, maar het dringt niet echt door, ook als ik me erop
concentreer.
Als het voorbij is, en ik
me weer aangekleed heb, kijk ik in de spiegel. Ik moet lachen, ik heb een
‘masker’ op, de afdruk van de hoofdsteun. Lijkt wel of ik gesnorkeld heb. In de
wachtkamer zitten Strato en Hidde. Ik strik mijn veters en weet niet meer waar we
het over hadden.