Iemand zegt: 'Was je nog maar negenendertig'.
Om kwart voor negen word ik
wakker van een whats-app van Edgar. Chips, Fred is terug! Edgar verontschuldigt
zich, hij heeft het aan Fred verteld, 'wat moest hij anders?' Ik ben het met hem
eens, 'wat moest hij anders?' Ik had nog niet verwacht dat Fred er alweer zou
zijn, dus aan dat idee moet ik even wennen. Wéér iemand op de hoogte brengen
vandaag. Ook wel weer handig, want ik heb Jos ook nog niet gezien en dan kan
ik dat verhaal in één keer doen (dat is mijn praktische, opgeruimde aard, heb
ik van mijn moeder).
Als ik aan kom fietsen bij
Ploeger, staan Fred en Bianca buiten. 'Alles goed meid?' roept Fred uitbundig. 'Nou,
uh, nee Fred' zeg ik, 'niet alles goed'. Fred zegt dat hij dit al had vernomen en Bianca wrijft over mijn arm. Ik wil zo snel mogelijk naar binnen.
Bij Ploeger is het nog
steeds komkommertijd en wat ben ik moe zeg. En dat terwijl ik 10 uur, en lekker bovendien, geslapen heb vannacht. Niet in de laatste plaats vanwege het innemen van 2
oxazepammen. Ik wilde even geen risico nemen na mijn 'vertigo' van gisteren.
Pfff, vervelend hoor zo duizelig zijn dat je omvalt. Daar heb ik vandaag geen
last van! Fred vindt dat ik hem gewoon had kunnen bellen tijdens zijn vakantie,
hij maakt grapjes omdat hij onze 'voorman' is en het nieuws over mijn
gezondheid als 'laatste' verneemt.
Om 4 uur belt Allison mijn
naamgenoot en 'mijn' psychiatrisch verpleegkundige. In het AVL wilde de MCV
me graag kennis laten maken met hun CPV (consultatief psychiatrisch
verpleegkundige) want die heeft in het bijzonder verstand van psychiatrie in
relatie tot kanker. 'Mijn PV' heeft in het bijzonder verstand
van MIJ! Ik ben blij haar te spreken en terwijl ik haar mijn situatie schets en
behoorlijk eerlijk durf te zijn over wat ik denk en voel, hoor ik mezelf praten
en word hier zelf direct ook rustig van. We spreken af om regelmatig contact te
hebben, ze zal me volgen en bijstaan in dit proces. Dat is fijn, ik heb alle
vertrouwen in Allison en ga haar hulp nodig hebben komende tijd.
Als ik Boefje uitlaat en
geniet van de aangename temperatuur en mijn eigen buurtje, heb ik de laatste
dagen steeds vaker dat ik ineens stilsta bij het feit dat ik wel eens 'iemand'
tegen kan komen en dat, zoals we dat altijd allemaal doen, er gevraagd wordt
hoe het met me gaat. Nooit last van gehad, ben niet sociaal uitgedaagd, tenminste
als het om algemene beleefdheden gaat voor zover ik dat zelf kan toetsen,
maar nu krijg ik het benauwd van het idee. Je WEET NIET wie je mogelijk
tegenkomt, ik WEET NIET wat ik dan ga zeggen. En prompt kom ik een jongen tegen
die ik ken van vroeger, lieve knul. Hij ziet me en neemt zelfs de moeite om een
stukje achteruit te rijden, het raam open te draaien en ja hoor, te vragen hoe
het met me gaat. 'Ja, best' lieg ik aarzelend.
Ik lees op de site van het
AVL een stukje informatie over de mogelijke oorzaken van borstkanker. Achter
een aantal 'bolletjes' staan een aantal duidende zinnen. Eén zin blijft aan me
plakken; 'Geen kinderen
krijgen of pas na het 35ste jaar de eerste zwangerschap'. Behalve dan dat dit van toepassing is op
mij -een aantal andere 'bolletjes' zijn mogelijk ook van toepassing- steekt het
me ook. Het is wetenschap, een bevinding, staat niet ter discussie in mijn
'peanut-brain', maar impliciet staat er dat het een straf van de natuur is
omdat ik niet voldaan hebt aan mijn 'natuurlijke roeping'. Gaat het ff niet?! Die uitspraak heb ik van een collega, die enkele
jaren geleden overleden is aan de gevolgen van slokdarmkanker, ik vind het een
briljante uitspraak en vond hem een heel fijne collega, 'droog', aards en
gevoelig.
De voorspelling die door
de chirurg gedaan is vorige week, dat ik deze week mogelijk ingepland zou
worden voor de operatie, ze heeft het vast met potlood genoteerd, laat ik los. Het is woensdag.
Het wordt minstens volgende week, of nog veel later. Adem in, adem uit.