maandag 30 september 2013

Zon

Ik zei vanmiddag nog tegen oom Albert dat ik nu vind dat ik op hem lijk, met mijn lichte haar en zo recht overeind.


Vandaag hebben Hugo en ik een 'scheerdate'. Hij scheert mijn hoofd, ik scheer zijn hoofd. Hij zou me gisteren al laten weten hoe laat we afspreken, maar hij zal straks wel een berichtje sturen dan. Ik vind het niet erg allemaal. Met moeite word ik een beetje wakker, veel te laat gaan slapen. Dat moet ik vanavond beter aanpakken. Gisteravond ook nog een goed gesprek gehad met Strato over 'onze situatie'. Hij is nogal afwezig en in zijn eigen bedoening, voor zijn eigen behoud, moet hij weer een beetje 'terugkomen'. Dat gaat hij doen.

Ik hoor niks van Hugo en om kwart voor twee zit ik in de trein naar mijn 'bestraalhuis'. In de wachtkamer bestudeer ik de VIVA die ik gekregen heb van Mey gisteren. Ondertussen luister ik naar de gezusters naast me. Vol ongeloof en ongenoegen praten ze over het feit dat na 'alle behandelingen' het niet eens te meten valt of het geholpen heeft. Ik ben dus helemaal niet uniek in mijn 'gedoe' hierover, het komt dus niet door mijn 'gekte' dat ik me onrustig en nijdig voel over de behandelingen en de 'niet te meten uitkomst' hiervan!

Onze gevoelens passen bij onze 'acute gratificatie' cultuur. Alles is te koop en 'ik wil het, ik wil het nu'. Ik betrap mezelf daar niet vaak op. Ik ben niet zo'n 'willer'. Ik kan goed leven met het idee dat niet alles 'maakbaar' is en ik niet alles kan kopen. Ik heb niet zoveel nodig en ik begrijp dat een mensenleven kwetsbaar is en van tijdelijke aard. Het ondergaan van therapie met een onduidelijke 'beloning', blijk ik toch echt lastig te vinden. Het moet ongelofelijk lastig zijn voor de doctoren alhier. Een huis vol mensen met angst en ongenoegen, die geholpen moeten worden en ondertussen ook blijven studeren en blijven zoeken naar de beste behandelingen.

Als ik uit de kleedcel kom en het voorportaal van de 'bestraler' instap, is er iets veranderd. Op een plank staan een aantal grote mineralen met een bordje ernaast wat de vermeende geneeskrachtige werking van deze stenen zijn. Ze zijn verschoven, ik zet ze even recht, dan kan ik met een gerust hart naar de volgende ruimte. Een nieuwe leerling aan mijn 'bed'. Ze leert mijn 'body board' op mijn lijf af te stellen  en strepen te trekken op mijn lijf. Mijn vaste radiovriendin geeft de verf niet goed aan, dat komt omdat ze links is, net als ik. Dat is soms ook een beperking, maar je leert er mee leven.

Gideon haalt me op, ik heb buiten in de zon op hem gewacht. Er staan vier bankjes naast de ingang van het AVL en ze zijn allemaal bezet, we zitten bil aan bil. Hij heeft een fijne vakantie gehad op Sardinië. Hij vraagt me hoe het gaat. Ik zit in mijn zoveelste overgangsproces van wispelturig tegensputteren, nijdig verzet naar dociel ondergaan, gelaten aanvaarden. Ik laat mijn hoofd en schouders hangen. Gisteren noemde Mey me wel drie keer 'dapper'. Ik voel me niet dapper, ik 'onderga' en heb eigenlijk niet écht een keus.

Gideon zet me af bij het station, ik moet mijn fiets weer ophalen. Als ik het plein oploop, zie ik tot mijn grote verrassing en plezier mijn oom Albert. Hij staat blokfluit te spelen en een zigeunervrouw zit naast hem met een accordeon. Het is een soort jamsessie, ze zijn hun tijd ver vooruit, dat hoor je zo. Ik maak een praatje met oom Albert en de zigeunervrouw probeert hem in brabbeltaal duidelijk te maken dat ik haar wel 10 euro kan geven. Dat heb ik helemaal niet bij me, ik geef haar al mijn losgeld, maar dat stelt echt niet veel voor. Oom Albert heeft een koffiekan aan zijn stuur en heeft 'zijn vriendin' net een bakkie ingeschonken. Hij drinkt zelf geen koffie, maar neemt wel de koffie mee die aan het einde van de dag over is van het Zaagtraject. Dit deelt hij blijkbaar uit in de stad. Ik maak een foto van dit wonderschone tafereel, het vervult me met blijdschap.

Ik krijg mijn fiets niet uit het rek. Iemand met kinderen, heeft een fiets naast de mijne gezet, in het hoge rek, met een enorme kinderstoel achterop. Met geen mogelijkheid kan mijn fiets er zo nog uit. Ik ga hulp vragen bij een fietsenstallingmeneer. Dit advies kreeg ik laatst, dus huppakee, doe ik. De meneer helpt me door een aantal andere fietsen uit het rek te halen en als bonus krijg les in hoe ik mijn fiets het beste in het rek kan zetten als ik weer kom. De meneer zegt dat dit soort problemen vele malen per dag voorkomen en dat het komt omdat de rekken te klein zijn. HA! Het heeft dus niets te maken met 'al die accessoires op mijn fiets' zoals zijn fijne collega laatst sneerde. Ik dank deze heer van harte voor zijn vriendelijke hulp.

Nu fiets ik naar Hugo, want ik heb nog steeds niets vernomen. Hij is thuis en wist nog wel dat we een afspraak hadden, maar heeft er niet meer aan gedacht dat we de tijd nog af moesten spreken. Hij heeft geloof ik niet heel erg op me zitten wachten. We scheren elkaar, zoals afgesproken. Mijn eigen haarkleur is nu weer terug aan de zijkanten en achterkant van mijn hoofd. Ik vind het te heftig, blond bovenop en donker daarlangs. Ik ga de verfspullen halen, eten kopen en Boefje halen. Hugo blondeert mijn haar en kookt gezond voor ons. Boefje wil niet eten, die heeft buikkramp. Als mijn haar blonder dan blond is, smeer ik in het lange haar boven op mijn hoofd nog een roze kleurspoeling. Het is weer helemaal leuk zo.

Ik laat voor de tweede keer deze week een beker thee in mijn bed vallen en moet er even goed om vloeken!