maandag 30 september 2013

Zon

Ik zei vanmiddag nog tegen oom Albert dat ik nu vind dat ik op hem lijk, met mijn lichte haar en zo recht overeind.


Vandaag hebben Hugo en ik een 'scheerdate'. Hij scheert mijn hoofd, ik scheer zijn hoofd. Hij zou me gisteren al laten weten hoe laat we afspreken, maar hij zal straks wel een berichtje sturen dan. Ik vind het niet erg allemaal. Met moeite word ik een beetje wakker, veel te laat gaan slapen. Dat moet ik vanavond beter aanpakken. Gisteravond ook nog een goed gesprek gehad met Strato over 'onze situatie'. Hij is nogal afwezig en in zijn eigen bedoening, voor zijn eigen behoud, moet hij weer een beetje 'terugkomen'. Dat gaat hij doen.

Ik hoor niks van Hugo en om kwart voor twee zit ik in de trein naar mijn 'bestraalhuis'. In de wachtkamer bestudeer ik de VIVA die ik gekregen heb van Mey gisteren. Ondertussen luister ik naar de gezusters naast me. Vol ongeloof en ongenoegen praten ze over het feit dat na 'alle behandelingen' het niet eens te meten valt of het geholpen heeft. Ik ben dus helemaal niet uniek in mijn 'gedoe' hierover, het komt dus niet door mijn 'gekte' dat ik me onrustig en nijdig voel over de behandelingen en de 'niet te meten uitkomst' hiervan!

Onze gevoelens passen bij onze 'acute gratificatie' cultuur. Alles is te koop en 'ik wil het, ik wil het nu'. Ik betrap mezelf daar niet vaak op. Ik ben niet zo'n 'willer'. Ik kan goed leven met het idee dat niet alles 'maakbaar' is en ik niet alles kan kopen. Ik heb niet zoveel nodig en ik begrijp dat een mensenleven kwetsbaar is en van tijdelijke aard. Het ondergaan van therapie met een onduidelijke 'beloning', blijk ik toch echt lastig te vinden. Het moet ongelofelijk lastig zijn voor de doctoren alhier. Een huis vol mensen met angst en ongenoegen, die geholpen moeten worden en ondertussen ook blijven studeren en blijven zoeken naar de beste behandelingen.

Als ik uit de kleedcel kom en het voorportaal van de 'bestraler' instap, is er iets veranderd. Op een plank staan een aantal grote mineralen met een bordje ernaast wat de vermeende geneeskrachtige werking van deze stenen zijn. Ze zijn verschoven, ik zet ze even recht, dan kan ik met een gerust hart naar de volgende ruimte. Een nieuwe leerling aan mijn 'bed'. Ze leert mijn 'body board' op mijn lijf af te stellen  en strepen te trekken op mijn lijf. Mijn vaste radiovriendin geeft de verf niet goed aan, dat komt omdat ze links is, net als ik. Dat is soms ook een beperking, maar je leert er mee leven.

Gideon haalt me op, ik heb buiten in de zon op hem gewacht. Er staan vier bankjes naast de ingang van het AVL en ze zijn allemaal bezet, we zitten bil aan bil. Hij heeft een fijne vakantie gehad op Sardinië. Hij vraagt me hoe het gaat. Ik zit in mijn zoveelste overgangsproces van wispelturig tegensputteren, nijdig verzet naar dociel ondergaan, gelaten aanvaarden. Ik laat mijn hoofd en schouders hangen. Gisteren noemde Mey me wel drie keer 'dapper'. Ik voel me niet dapper, ik 'onderga' en heb eigenlijk niet écht een keus.

Gideon zet me af bij het station, ik moet mijn fiets weer ophalen. Als ik het plein oploop, zie ik tot mijn grote verrassing en plezier mijn oom Albert. Hij staat blokfluit te spelen en een zigeunervrouw zit naast hem met een accordeon. Het is een soort jamsessie, ze zijn hun tijd ver vooruit, dat hoor je zo. Ik maak een praatje met oom Albert en de zigeunervrouw probeert hem in brabbeltaal duidelijk te maken dat ik haar wel 10 euro kan geven. Dat heb ik helemaal niet bij me, ik geef haar al mijn losgeld, maar dat stelt echt niet veel voor. Oom Albert heeft een koffiekan aan zijn stuur en heeft 'zijn vriendin' net een bakkie ingeschonken. Hij drinkt zelf geen koffie, maar neemt wel de koffie mee die aan het einde van de dag over is van het Zaagtraject. Dit deelt hij blijkbaar uit in de stad. Ik maak een foto van dit wonderschone tafereel, het vervult me met blijdschap.

Ik krijg mijn fiets niet uit het rek. Iemand met kinderen, heeft een fiets naast de mijne gezet, in het hoge rek, met een enorme kinderstoel achterop. Met geen mogelijkheid kan mijn fiets er zo nog uit. Ik ga hulp vragen bij een fietsenstallingmeneer. Dit advies kreeg ik laatst, dus huppakee, doe ik. De meneer helpt me door een aantal andere fietsen uit het rek te halen en als bonus krijg les in hoe ik mijn fiets het beste in het rek kan zetten als ik weer kom. De meneer zegt dat dit soort problemen vele malen per dag voorkomen en dat het komt omdat de rekken te klein zijn. HA! Het heeft dus niets te maken met 'al die accessoires op mijn fiets' zoals zijn fijne collega laatst sneerde. Ik dank deze heer van harte voor zijn vriendelijke hulp.

Nu fiets ik naar Hugo, want ik heb nog steeds niets vernomen. Hij is thuis en wist nog wel dat we een afspraak hadden, maar heeft er niet meer aan gedacht dat we de tijd nog af moesten spreken. Hij heeft geloof ik niet heel erg op me zitten wachten. We scheren elkaar, zoals afgesproken. Mijn eigen haarkleur is nu weer terug aan de zijkanten en achterkant van mijn hoofd. Ik vind het te heftig, blond bovenop en donker daarlangs. Ik ga de verfspullen halen, eten kopen en Boefje halen. Hugo blondeert mijn haar en kookt gezond voor ons. Boefje wil niet eten, die heeft buikkramp. Als mijn haar blonder dan blond is, smeer ik in het lange haar boven op mijn hoofd nog een roze kleurspoeling. Het is weer helemaal leuk zo.

Ik laat voor de tweede keer deze week een beker thee in mijn bed vallen en moet er even goed om vloeken!

zondag 29 september 2013

Cupcakes


Over gisteren valt weinig te schrijven. Ik heb de hele dag in bed gelegen, nauwelijks aanspreekbaar. Ik heb mijn hond uitgelaten met een muts op. 'Bad hair day'.

Vandaag gaat het beter. Ik bak dozijnen cup cakes voor de aanstaande familiedag en zie ook nog kans om deze allemaal in mijn eigen vriezer op te bergen. Ik doe een was en ben nog allerhande huishoudelijks van plan, het komt er niet van. Mey komt op bezoek. Het wordt een lang bezoek.

Mey en ik hebben elkaar lang niet gezien en gesproken. Als vanouds hebben we elkaar van alles te vertellen en van alles te bespreken. Onze gezinnen, families, iedereen komt aan de beurt terwijl we koffie en thee drinken en om half 7 brood eten. Onze gesprekken zijn intens en waarachtig. Zo is het altijd geweest. Mey en ik hebben elkaar leren kennen toen we zo'n beetje 20 waren, in de Kibboets. Ik werkte met de koeien, zij op het veld, sproei-installaties aanleggen. We hadden niet direct een klik. Toen ik aankwam in de Kibboets zat ik niet lekker in mijn vel. De eerste avond zat ik huilend en angstig alleen op een kamer. Mey en een ander meisje klopten aan om me in jolige stemming welkom te heten. Ik deed de deur open met een kop als een aardbei en was verder nogal apathisch. De jolige dames dropen af.

Het is pas weer goed gekomen met mij en Mey toen we kamergenoten werden, aan het eind van ons verblijf in de Kibboets. Een gekke kamer met van wand tot wand en via het plafond een drukke muurschildering. Ik vond het een claustrofobische kamer, maar ben er toch snel aan gewend geraakt. Tot die tijd had ik een kamer met witte muren waar ik bovendien de eerste week helemaal alleen gewoond heb, totdat Hope me gezelschap kwam houden. Ondanks mijn slechte start, heb ik het enorm naar mijn zin gehad. Ik wilde ook nooit meer naar huis. Had mijn retourticket verkocht.

Ik werkte in twee Kibboetsiem tegelijk. Ik had een fiets van de kibboets waar ik werkte voor kost en inwoning. Als ik daar klaar was, fietste ik naar de eerstvolgende kibboets, een half uur verderop. Via een drukke autoweg, fietspaden hebben ze niet in Israël en slalommend om de lijken van aangereden wild en gedumpt vee. In de andere kibboets begon ik dan aan mijn melkronde als een volleerd melkmeisje. Melken deden we altijd met twee personen en een keer kwam mijn 'tweede persoon' niet opdagen en toen heb ik 300 koeien in mijn eentje gemolken. Dat was hard werken, maar ik vond het leuker dan werken met een Oost-Europeaan die geen Engels sprak en de verkeerde hekken openzette waardoor de groepen met koeien door elkaar raakten. Het geld wat ik hiermee verdiende, werd op de rekening van Gideon gestort, tenslotte had ik geen werkvergunning. De eerste kibboets mocht ook niks weten van mijn werk in de tweede kibboets, want er was officieel een quarantaine gebod. Er heerste gekke koeienziekte in Israël of mond en klauwzeer, dat weet ik niet meer. Het was uit den boze om op met dieren van verschillende boerderijen in aanraking te komen.

Ik zag het kwaad er niet van, als de koeien al besmet zouden raken van elkaar, dan was het zeker via alle duiven- en mussenpoep. Die beesten vliegen de hele dag over en weer, terwijl ieder voertuig wat een kibboets met een veehouderij binnenreed door een ontsmettingsbak moest rijden!

Het leven was simpel. Ik had alleen wat er in mijn rugzak paste. Onderdak, een bed. Voor mijn eten en was werd gezorgd. Ik kreeg een fiets te leen op de koop toe, vrije tijd en vrienden. 6 dagen werken, vrijdagavond naar de disco.

Vandaag heb ik een mail van Ries, een klasgenootje van de lagere school die ik maandag op de uitvaart van Samuel heb gesproken. Miranda is dood. Hersentumor. Miranda zat ook in onze klas, wij waren van dezelfde geboortedatum inclusief hetzelfde jaar.

vrijdag 27 september 2013

AVL 8.1: Nucleair hartonderzoek


Glow in the dark

Esther haalt me op om half tien. Ze gaat met me mee naar AVL want ik moet vandaag niet alleen bestraald worden, maar krijg ook een nucleair hartonderzoek. Dit laatste is blijkbaar nodig vanwege de voorgenomen chemokuren. Voor mij een teken aan de wand dat chemokuren 'iets heel ergs is'.

We zijn te vroeg in het AVL en ik mag ook direct bestraald worden, we zijn ruiterlijk te vroeg in de wachtkamer van de Nucleaire afdeling. Esther en ik maken grappen, want dat doen we graag en het leidt lekker af. Ik weet niet eens of ik een infuus krijg of een injectie. De internist heeft gevraagd of ik claustrofobisch ben, dus ik moet vast in een 'gekke' tunnel van een apparaat. Het zal allemaal wel. Ik heb geen oxazepam genomen, ik zie het wel soort van zitten vandaag.

Ik zie Cristien langslopen en roep haar. Ze kijkt een beetje geschrokken naar me. Dat ben ik wel gewend geraakt de laatste dagen, het is mijn haar. Cristien zegt dat ze mijn nieuwe haar wel stoer vindt, maar me niet herkende zo. Ze vindt het allemaal erg ellendig voor me, dat ik hier nu zit en wat er allemaal nog met me gaat gebeuren. Het is toch blijkbaar heel anders om hier te werken, dan om hier patiënt te zijn. Cris en ik praten nog even over onze wederzijdse neef van 6 jaar. Cris is pas met hem naar Naturalis geweest en ik naar Boerhaave Museum. Ik zeg tegen haar dat het wel leuk is dat onze neef twee 'museumtantes' heeft.

Dan wordt ik geroepen, het is Dokter McGyver weer! Net als vorige keer heb ik eerder mijn bh uit dan dat hij de kleedcel achter me dicht kan doen. Het lijkt wel of ik hem een beetje in verlegenheid breng. Tegelijkertijd kan ik me dat ook niet helemaal voorstellen. Hij ziet hier de hele dag halfnaakte mensen. In mijn fantasie zijn de meeste vrouwen ontbloot van boven vanwege borstkanker en de meeste mannen ontbloot van onder vanwege prostaatkanker. Daar klopt natuurlijk geen snars van, maar ik vind het een grappige gedachte.

Mijn shirt mag overigens weer aan, ze 'kijken' door mijn kleding heen, behalve als mijn bh 'rubber' vulling heeft. Ik vermoed van niet, maar trek deze dus voor de zekerheid maar wel uit. Ik ga gewoon onder precies hetzelfde apparaat als bij de vorige scintigrafie. Niks geen claustrofobische tunnel. Wel weer een plaat die belachelijk dichtbij mijn lijf en gezicht komt. Dokter McGyver doet even een '45 graden test' en '30 graden test'. Het hart ligt niet bij iedereen hetzelfde. Voor mij blijkt de '30 graden' optie de beste. Dit keer geen hengel en magneetbord of een infuuszakken-kapstok om me aan vast te houden. Ik mag gewoon op mijn rug liggen met mijn armen op mijn buik. Dat mag anders nooit! Ik moet altijd mijn armen uit de buurt van mijn borsten.

Wel eerst nog even met mijn rechterarm op een verrijdbaar tafeltje. Ik zie geen infuuszak, wel een injectiespuit met transparante vloeistof. Ik krijg een tourniquet om en moet een vuist maken. De ader is gevonden, maar in plaats van dat de spuit erin gaat, mogen de band en mijn vuist weer los. Dokter McGyver gaat even het radioactieve middel halen wat ingespoten gaat worden. Hiertoe heeft hij een heel klein metalen kistje met een naar verhouding te groot hengsel. Het is net een minigereedschapskist, of miniviskoffer of minilunchbox. Het ziet er heel koddig uit, een grote man aan de wandel met zijn minikist.

Als hij terug is met minikist met inhoud, kijk ik nergens meer naar. Ik wil het niet weten. Ja, nu wil ik het wel weten, maar op dat moment even niet. Het prikken valt erg mee en hoe het radioactieve spul uit het kistje in de spuit en in mijn arm is gekomen weet ik niet. Ik voel het spul ook niet tegendraads in mijn lijf stromen, het wordt niet koud, het wordt niet warm. Het voelt als niks bijzonders. Al mag ik de rest van de dag geen direct contact meer hebben met kinderen en zwangere vrouwen.

De scintigrafie duurt een kwartier. Mijn hartpompfunctie wordt in beeld gebracht, dit vormt dan de uitgangswaarde. Tijdens de chemokuur krijg ik nog een paar keer dit onderzoek, hoor ik vandaag. Dit wordt vergeleken met de uitgangswaarde. Als deze dan afwijkt, moet ik misschien een minder zware chemokuur oppert dokter McGyver. Zie je, gevaarlijke business chemokuren!

Ik heb Esther van te voren gevraagd of ze wel met me in de auto wil zitten als ik radioactief ben. Het kan haar niet schelen. Als het lot het wil, dan wordt ze eventueel toch ziek of niet, dat merkt ze wel. Ik opper dat het wellicht helpt dat ik radioactief ben, dan behandel ik haar ook meteen preventief met dezelfde vaart.

Ik fiets die middag naar een paar winkels, dat heb ik gistermiddag ook al gedaan, maar ben toen weer eens de helft vergeten. Mijn schoonmoeder belt of ik haar wil zien. Tuurlijk, ze heeft de sleutel sinds vorige week. Ik zie haar zo wel als ik weer thuis ben. Ik ben eerder thuis met 2 zware tassen boodschappen en onder mijn ene arm een pak wc-papier en onder mijn andere arm een pak keukenrollen, en vooral met nieuwe voorraad chocola. Ik kan er weer even tegenaan. Moet wel eerst gaan zitten voordat ik op kan ruimen.

s ‘Avonds uit eten, uitnodiging van mijn schoonvader. We gaan bij onze knuffel Italiaan eten. De laatste keer dat ik hem zag, de avond voor de operatie, heb ik hem beloofd dat we samen wijn drinken als ik weer kom. Daar houdt hij me aan. Ook al drink ik eigenlijk, tijdelijk niet meer. De rode wijn die hij uitgezocht heeft is volgens de omschrijving in de wijnkaart 'goddelijk, bevat antioxidanten, werkt tegen depressie en is medicinaal'. Dus vooruit maar. De wijn is lekker, de Italiaan is lief. Hij zegt 'je hebt mijn hart en als je het nodig hebt geef ik je mijn bloed'. Het is een heel gezellige avond. Strato, zijn broer, de vrouw van zijn broer, mijn schoonvader. We hebben het leuk met elkaar.

Als ik alleen met Boefje naar huis wandel, voel ik het al. Dat is waarom ik niet meer wil drinken. Niet vanwege de fysieke gezondheid, maar vanwege de mentale gezondheid. Ik ben niet dronken, ik ben niet eens aangeschoten. Edoch door de wijn verlies ik mezelf in een leuke avond, daar is dan niks mis mee, maar vervolgens knal ik tegen de werkelijkheid aan als ik dan weer alleen op straat loop. Dat voelt niet lekker, dat wil ik ook niet. Dan maar niet prettig 'verloren' raken in leuk, gezellig samenzijn. Ik wil in de werkelijkheid blijven, hierin balanceren om er niet over uit te glijden.

donderdag 26 september 2013

Haar


Ik vlieg uit de figuurlijke bocht.

De afspraak van Fred loopt uit, ik krijg een sms dat ik ander vervoer moet regelen om in het AVL te komen vandaag. Geen punt. Ik ga met de trein. Dan ga ik niet eerst naar Ploeger, want dat red ik niet, zowel emotioneel als fysiek. De uitvaart en het huwelijk hebben er flink ingehakt. Deze overvolle week speelt me parten. Niet in de laatste plaats door mijn eigen gepieker, ik zie door de bomen het bos niet meer. Ben ik nu klaar met al die clichématige oneliners?

Ik draai me nog eens om in bed en nog eens en nog eens en ga daarna douchen. Tenminste, bijna. De huisarts belt voor de wekelijkse update. Ik doe het verhaal van mijn vertwijfeling, mijn zoektocht naar motivatie en het ongenoegen omtrent de overlevering aan kansberekening. Mijn arts snapt het allemaal en vraagt of ik de internist wil vragen hem een rapport te sturen over de werkelijk, inhoudelijke uitslag van de mammaprint. Ook al zijn de enige twee mogelijke uitkomsten 'hoog risico' of 'laag risico'. We nemen aan dat hierachter toch een rapport van bevindingen schuilgaat. De dokter vraagt zich af of het om risico op terugkeer of op overlijden gaat. Ik ben er zeker van dat het om risico van terugkeer gaat.

Dan ga ik dus douchen. En als ik eenmaal douche, dan kan dat nooit kort. Ik zit altijd uitgebreid onder de waterstraal en neem de tijd alvorens mezelf in te zepen. Ik denk en droom onder het warme water. Als ik dan onder de douche vandaan kom, loop ik hopeloos achter op schema. Ik dacht alle tijd te hebben, maar nu sta ik hier in mijn blote niksje en moet ik over een kwartier op het station zijn.

Ik schiet in mijn kleren, kam mijn pluk haar achterover en ga naar het station. Strato wacht op me met koffie. Ik ben nog niet gewend aan mijn nieuwe kapsel en het bijbehorende werk. Ik zit in de trein, mijn haar is opgedroogd en het is net of ik een overreden kip op mijn hoofd heb! Strato probeert me gerust te stellen, maar hij liegt niet. Ik zie er dus niet uit zo! Op het uitstap-station, snelwandel ik naar de Etos. Strato denkt dat ik de verkeerde kant op loop, dat klopt ook als je denkt dat we naar de metro gaan. Ik moet dus eerst naar de Etos voor een paar haarproducten en een spiegel, anders kan ik niet verder met mijn leven.

Op het perron van de metro vouw ik mijn haar in een model wat me bevalt. Ik ben opgelucht. Heb wel ontzettende kleefhanden van de 'out of bed look' gel. Strato geeft me een brillendoekje, dit helpt niks. Troep die gel! We stappen in de metro, we gaan het allemaal halen. We zijn op tijd in het AVL. Ik kan met een gerust hart gezapt worden, 'als je haar maar goed zit'.

Het is echt een slechte dag. Ik heb mijn hond niet uitgelaten. Ik ben een slechte hondenmoeder vandaag. De controle over mezelf, mijn hond en mijn haar kwijt.

Serie: 'House of cards' met Kevin Spacey op Netflix.

woensdag 25 september 2013

Chocola


Ik ben in het AVL en dan blijk ik zwanger te zijn, niet een klein beetje, maar al zo'n maandje of 5, te zien aan mijn buik. De oncoloog doet lelijk tegen me. Hoe ik het in mijn hoofd haal om zwanger te worden als ik een chemokuur moet. Ik ben in vertwijfeling. Ik leg uit dat ik al zwanger was voor de diagnose. Jammer voor me, volgens de oncoloog. Dit gaat het kind dus niet overleven en die chemokuur die moet. Dan word ik wakker.

Ik heb een beroerde nacht gehad. Deze laatste droom, die herinner ik me, alles wat ik hiervoor gedroomd heb niet. Wat ik wel weet is dat ik meerdere keren letterlijk verstijfd van angst heb wakker gelegen naar aanleiding van mijn dromen. Ik ben naar de klote! Ik moet om 9 uur al in het AVL zijn, dus fiets ik om 8 uur naar Ploeger om de auto te lenen. Het is druk op de snelweg, ik neem een andere autoroute, dit blijkt een uitstekend idee. Trots op mezelf.

Tijdens het bestralen heb ik, net als gisteren, meer moeite met mijn adem inhouden dan voorgaande keren. Ik raak zowat in paniek als het 'aftellen' maar uitblijft. Het is de stress. Ik ben enorm gespannen voor het aanstaande 'onbekende' van het chemokuren. Te verwachten valt dat het juist daardoor en achteraf mee zal vallen, maar hier kan ik mezelf nu niet mee troosten. De spanning weet van geen wijken.

Dokter Almhof zegt dat de meeste mensen gespannen zijn, ze maakt zich meer zorgen om de mensen die dit niet zijn en alles wegwuiven. Ze vindt het een goed idee dat ik met mijn SPV wil praten, ik leg uit dat ik 'motivatie zoek' om aan de aanstaande therapieën te gaan staan. Ze legt uit dat het goed zou zijn als ik 'het kuren' zou kunnen oppakken als iets positiefs. De wetenschap is zo vooruit gegaan de laatste tijd, zo'n mammaprint is fantastisch en ik krijg precies de behandeling die (en ja hoor, daar komt ie weer) mijn KANSEN vergroot. Kankerzooi, dat blijft het! Dokter Almhof is een lieve, betrokken dokter met empathie. Evengoed ben ik geenszins gemotiveerd of minder gespannen vooralsnog. Dat zal ook voor niemand meevallen, mij geruststellen.

Dokter Almhof kijkt even naar het wondje in de plooi van mijn borst, want dit was bijna dicht, maar nu weer steeds groter. Mijn huid heeft last van het bestralen. En ik pulk er ook aan, maar dat zeg ik niet. Twee keer per dag sproeien is het advies van de dokter. Ze zegt niet waarmee, dus ik neem aan dat ze water bedoelt. Ze bewondert het operatiewerk, het ziet er prachtig uit zegt ze. Daar word ik blij van. Ik vind het er zelf ook goed uitzien, maar ik heb geen referentiekader verklaar ik. Dokter Almhof zegt dat ze echt wel vaak slechter 'werk' ziet, met name van mensen die in andere ziekenhuizen zijn geopereerd. Gezegend ben ik met het AVL!

Terug bij Ploeger, rommel ik een half uurtje met mijn mail, besluit eerst dat ik 'gewoon' nog zeker anderhalf uur blijf, maar moet de handdoek alweer in de ring gooien. Ik zeg tegen Fred dat ik naar huis ga. Hij vindt het geen enkel probleem, vraagt niet om een verklaring en toch voel ik me genoodzaakt om deze te geven. Mijn eeuwige gevoel van schuld en incompetentie. Ik voel me waardeloos in alle opzichten en fiets naar huis, ga naar bed.

Pas om 19.00 uur kom ik er weer uit, want dan staat Esther voor de deur, ze gaat Thaise mosselen voor me maken. Ik zit aan tafel en snij de gember, rode peper, knoflook en ik kneus de sereh. Dat wordt lekker, dat zie je zo! Esther begrijpt dat ik de 'motivatie' niet kan vinden. 'Zo enthousiast staan wij nou ook weer niet in het leven' zegt ze. En zo is het. Toen ik met mijn hond buiten liep, bedacht ik dat ik twee soorten dagen of uren heb 'ik ben niet blij' of 'ik ben blij'. Zonder omhaal, zonder misten en maren. Rechttoe, rechtaan. Ik heb geen reserves, niets om op te gaan zitten teren als ik straks ziek ben van de chemo, niets om in te zetten om het geduld te oefenen tot ik weer 'beter' ben.

Esther heeft net als Strato en Stephanie, hardop tegen me gezegd dat ze zich heeft afgevraagd hoe het zou zijn als ik er niet meer zou zijn. Dat ziet ze net als Strato en Steef helemaal niet zitten. Ze heeft me ook nodig. Zie, het is helemaal niet gek dat ik denk aan de mogelijkheid van doodgaan, terwijl ik 'goed te behandelen' ben. De mensen om mij heen doen dit net zo hard! Ik vind het verhelderend en niet moeilijk om hierover te spreken. 'Het is wat het is' en we hoeven er niet omheen te draaien. En als we toch aan het speculeren zijn, het gaat om 'kansen', waarom moet dit dan alleen over 'leven' gaan, 'dood' hoort er dan net zo goed bij.

Vandaag eet ik 3 chocoladerepen (omdat ik er niet meer in huis had).