s ‘Avonds ga ik met Strato en mijn moeder naar een
condoleance. De man van mijn achternicht is overleden. Het bericht van
overlijden kwam totaal onverwacht. Hebben we iets gemist? Mijn achternicht is
een zeer warmbloedig mens, ze knuffelt met iedereen die haar komt condoleren.
Ze is eindeloos lief. Ze legt uit dat haar man van de zomer een beetje pijn in
zijn zij had. Van het harde werken op de volkstuin dachten ze. Tot voor kort
was hij diplomaat en nu met pensioen. De pijn bleek leverkanker te zijn, binnen
6 weken na de constatering is hij overleden.
'Wij zijn ontredderd' stond er in het
overlijdensbericht en zo is het ook. Mijn achternicht legt uit dat ze ieder
moment verwacht dat haar man komt binnenlopen, terwijl hij daar ligt in zijn
kist. Hij is blauw. Mijn achternicht knuffelt mijn moeder en zegt tegen haar:
'Jij weet hoe dit is, ik kan het nog niet geloven'. Tegen mij zegt ze 'Jij moet
sterk zijn, jij bent dapper, jij komt hier doorheen'. De narigheid is
natuurlijk gewoon, dat ik helemaal niks kan doen, behalve dan wat de arts
voorschrijft. Ik ben niet dapper, 'het is wat het is'. Haar man kreeg nog maar
6 weken, het lijkt erop dat ik nog even mag blijven. Het is kanker.
Ik heb goede herinneringen aan de moeder van mijn
achternicht, de zus van mijn opa. Mijn opa heb ik nooit gekend, maar tante Sil was een van de liefste, sprankelende mensen die ik ooit gekend heb. Mijn
achternicht is net zo. Tante Sil had zwaar reuma. Het was wel duidelijk dat
het pijn deed, ook al merkte je dit niet aan haar gemoed, de gewrichten van
haar vingers waren 'naar buiten' gegroeid, haar vingers bogen de verkeerde kant
op. Fascinerend en heel naar vond ik dat. Ik bewonderde haar om haar
blijmoedigheid. Ze liep moeizaam en met twee speciale krukken en ze lachte
altijd!
Die familietrek heb ik niet. Ik lijk misschien meer
op mijn oma, die was ook lief, maar niet sprankelend.