Strato en ik zitten in de wachtkamer in de luie
stoelen en kijken tv. We krijgen thee en koffie van een lieve vrijwilliger.
Eric krijgt ook een gelukskoekje en een tegoedbon want het is de week van de
mantelzorg. Met de tegoedbon kan Strato vandaag professioneel op de foto of
morgen een manicure krijgen. Heel lief, Strato wil niet op de foto. Volgens het
gelukskoekje heeft Strato 'Altijd
geluk in de privé sfeer'.
We zien Simon nog een paar keer, hij lacht en
zwaait vriendelijk, maar hij komt ons nog niet halen. We worden opgehaald door
Dora. Dora lijkt sprekend op mevrouw De Bok, een typetje gespeeld door Corrie
van Gorp. Dora wijst me een bed, ik moet erop, hoef me schoenen niet uit. Ze
loopt af en aan en mompelt. Ze vraagt of ik rechts of links geprikt wil worden.
Rechts graag. Dit heeft een kleine verbouwing van de ruimte tot gevolg. Strato probeert zich zo
te positioneren dat hij niet in de weg zit, maar de kamer is niet groot en het
lukt niet erg goed. Ik krijg een zak met warme vloeistof op mijn rechterarm, dan
komen de aderen goed naar boven. Dora blijft af en aan lopen. De deur blijft
open, een collega komt ook vaak binnen en lijkt met hetzelfde onduidelijke
ritme in de weer als Dora.
Naast mij ligt een mevrouw met op haar hoofd een
rode, soort paardrij-helm. De helm zit zo strak onder haar kin dat haar wangen
helemaal gespannen bol staan. De helm zit aan een zoemende machine. Ik weet wel
wat dat is, een 'coldcap'. Dan weet ik ook meteen dat de chemotherapie voor
deze mevrouw palliatief is, want in het AVL krijg je alleen desgewenst een
coldcap als je eigenlijk niet meer te redden bent. Ik wilde al nooit een
coldcap en nu helemaal niet meer, het ziet er heel onaangenaam uit. Met een coldcap heb je enige kans dat je haar niet uitvalt.
Ook al zijn de mevrouw en haar gezelschap amper een
meter bij mij en Strato vandaan, ze kijken niet een keer mijn kant op,
er is geen enkel contact. Naast het bed van de mevrouw is een raam. Achter het
raam een poster van een uitzicht op een Zwitsers dorp in een vallei. Het raam
is verlicht met tl-lampen, die zie je niet vanwege de poster. Dora vertelt ons
dat het een cadeau is van de patiëntenvereniging of van de vrienden van het
AVL, dat weet ik niet meer. Omdat dit zo'n 'benauwde' kamer is, zonder raam,
leek het 'leuk' om het zo op te lossen. De 'uitzichten' worden wel eens
gewisseld. Goed bedoeld, zeker, maar bij mij draagt het alleen maar bij aan de
surrealistische ervaring van mijn eerste chemo.
Het is heel warm in de kamer, ik vind het gek om
met schoenen aan op een opgemaakt bed te liggen. Dora prikt een naald aan de
zijkant in mijn pols. Ik denk een aardige naald, zo te voelen aan de nare prik,
maar kan het niet met zekerheid zeggen, ik kijk niet. De naald wordt stevig
vastgeplakt, het blijft pijnlijk, ook als de naald eenmaal zit. Ik wordt
vastgemaakt aan een paal met een elektronisch kastje. Een zak met transparante
vloeistof wordt aangesloten en het kastje bepaalt de snelheid van toediening.
Dora gaat weg en komt terug met een grote spuit met transparante vloeistof,
deze steekt ze hoog, vlak onder de zak in de slang. Het is Prednison en
antimisselijkheidsmiddel. Tot nu toe wist ik niet dat ik Prednison zou krijgen.
Daar gaan je aderen lekker van open staan en het helpt de werking van het
antimisselijkheidsmiddel.
Daar lig ik dan. Ik moet nu al plassen en dit gaat
nog wel even duren. Ik mocht van Dora mijn schoenen aanhouden voor het geval ik
naar de toilet zou moeten. Ik denk dat als ik dat wil, dat ik met paal en al
naar de toilet mag, maar zie dat echt niet zitten. Ik durf mijn rechterarm niet
te bewegen, ik durf niet eens naar mijn rechterarm te kijken. Dora schuifelt
weer naar binnen, zegt dat de 'rode vloeistof' niet klaar ligt in de kast, hier
heeft ze wel om gevraagd. Ze gaat het uitzoeken en weg is ze weer.
De verpleegkundigen Dora, Anna en Simon hebben het
erg druk. Ze vragen elkanders hulp, maar kunnen die steeds niet bieden. Het is
een onrustige toestand in de kamer en op de afdeling.
Dora is terug met een cluster van 3 spuiten, half
opgeborgen in alu-folie. Ze doet blauwe handschoenen aan goochelt met de spuiten- en slangenbende en komt ze naast me zitten. Nu moet ik toch kijken
wat er gaat gebeuren. Simon had al verteld dat de rode vloeistof handmatig
wordt toegediend. Ik dacht via een slagader in de hals, dit blijkt gelukkig
niet het geval. Het gaat in de infuusnaald. Een ventieltje wordt opengedraaid
en de centrale leiding van de drie spuiten aangesloten aan mij. Dora begint op de plunjer van de eerste dikke spuit met
rode ellende te duwen. Ik zie bellen in het infuus. Ooit heb ik ergens gelezen
dat lucht via een naald in je lijf levensbedreigend is. Volgens Dora is het
niet erg, het zijn maar kleine luchtbellen.
De rode troep komt net uit de koelkast, mijn arm
wordt als vanzelf koud. Dora moet rustig drukken, anders voel ik de druk in
mijn arm, dat is naar. Deze vloeistof stopt celdeling. Het is echt een volkomen
nare kleur oranjerood. Het wordt handmatig ingespoten omdat dan meteen goed
opgelet kan worden of de vloeistof wel netjes in de ader loopt, want het is
niet de bedoeling dat de celdeling stopt anders dan via de bloedbaan. Als de
eerste spuit leeg is, gaat er een knijpertje op het slangetje en wordt de
tweede spuit verlost door het openen van een knijpertje. Daar gaan we weer, nog
meer van dat enge spul.
Ik word een beetje week en bleek. Ik kijk niet
meer. Ik ben doodongelukkig. Het wordt een klein trauma die eerste chemo. Dora
drukt rustig door. Als ook de tweede spuit erin zit, volgt nog een derde,
kleinere spuit. Dit blijkt natriumchloride te zijn. Volgens Dora om het rode
goedje goed door te spoelen, zij mag hier niet mee in aanraking komen. Het mag
echter wel in mijn lijf rondzingen! Ik wordt afgekoppeld van de nu lege spuiten
met slangen. Dora gooit de hele wirwar in een vuilnisbak naast mijn bed met een
groot 'gevaarlijke stoffen' logo erop.
Nu komt het laatste middel. Ze vervangt de zak aan
de infuuspaal voor een andere zak met heldere vloeistof. Dora zegt dat als ik
prikkelingen in mijn neus voel, dan moet ik bellen, dan zet ze het infuus
langzamer. Simon zei dat ik moest bellen als ik een vreemde smaak in mijn mond
krijg. Ik zal dan in beide gevallen, zo nodig bellen. Dora gaat weg. Ik voel me
niet goed. Geïnternaliseerde Claustrofobie! Ik zit vast
aan een paal. Ongelofelijk slechte middelen zijn in mijn lijf 'gestort'. Mijn
mantra tegen aanvallen van claustrofobie werkt niet. Mijn mantra is: 'Ik kan
dit, ik heb dit vaker gedaan'. Dat is nu echt niet van toepassing. Ik heb dit
niet vaker gedaan. Alles hier komt mij abnormaal en ongewenst voor.
Ik zit vast, ik moet kalm blijven. Ik vraag aan Strato of hij mij de Snicker wil geven die ik in mijn tas heb. Met een droge
mond, kauw ik mijn snicker. Ik kan wel janken.
Een apparaat in de kamer begint te piepen, het
geluid blijft aanhouden, er komt geen verpleegkundige, althans niet heel erg
snel. Het blijkt het coldcap-apparaat van de mevrouw naast me. Die mevrouw is
klaar voor vandaag. Zonder iets te zeggen of ons aan te kijken, vertrekt ze.
Niet lang na het geblèr van dat apparaat begint ook mijn apparaat te piepen. Anna koppelt me af, trekt mijn naald eruit en zegt dat ik rustig aan mag doen
alvorens te vertrekken. Anna helpt me nu even, want Dora is lunchen. Zonder me aan te
kijken vraagt ze of het is meegevallen. Ik probeer iets te vertellen over dat
het eigenlijk niet mee is gevallen. Ze zegt dat het begrijpelijk is en ze
vertrekt zodra ik los ben. Nu voel ik prikkeling in mijn neus en ik heb een
heel vieze smaak in mijn mond.
Een vriendelijke meneer van buitenlandse oorsprong
komt langs met een lunchkar. Ik ben nu al misselijk, dus ik zeg dat ik niks
hoef. Yoghurt oppert de man. Toch wel een goed idee. Ik neem een paar happen
van iets wat op yoghurt-drilpudding lijkt met aardbeiensmaak. De rest geef ik aan Strato. Voor het eerst vandaag ontspan ik een moment, maar niet te lang. Ik voel
dat ik snel uit dit bed moet. De chemofabriek gaat door!
Ik moet nodig plassen van al het toegediende vocht. Mijn plas is oranjerood. Gelukkig hoef ik niet te huilen, want mijn tranen zouden ook oranjerood kunnen zijn volgens Simon.