Vandaag de 6e keer, dus hierna ben ik op de helft
van de tweede helft. Drie kwartier wachten Strato en ik op een verpleegkundige
die ons komt halen voor de Dagopname. Ik wordt naar een kamer gebracht in het
diepste binnenste van de afdeling. Zo ver ben ik nog nooit geweest. Een kamer
zonder echt raam, maar weer met een nep-raam. Achter het raam zit een poster
van een bootje op een Amsterdamse gracht op een zonnige dag. In ieder geval is dat uitzicht een stuk geloofwaardiger dan de bergvallei op de poster van de vorige keer. Strato vraagt of ik er
wel tegen kan, dat nep-raam. Ik hoef van me leven niet op een cruiseschip, daar
slaap je in de buik van zo'n gigantisch stalen constructie en dan heb je ook
een nep-raam. Ik kan er hier, vandaag wel tegen.
De verpleegkundige moet vandaag een nieuwe
verpleegkundige inwerken. Ze vraagt hoe het gaat terwijl we naar de kamer
onderweg zijn. Ik loop achter haar. Ik vertel dat ik vrijdag gebeld heb omdat
ik hevige pijn in mijn linkerarm heb, deze nauwelijks kan optillen en dat ik
een zwelling heb in mijn flank van mijn borstbeen tot op mijn rug. Telefonisch heb ik
afgesproken dat ik eerst even met de hoofdverpleegkundige overleg over dit
probleem. Aan de telefoon is tegen me gezegd dat het wellicht lymfekliervocht
is en dat dit inderdaad te maken kan hebben met het aanleggen van het infuus
links, zoals ik zelf al vermoedde. Ze gaat de hoofdverpleegkundige oproepen.
Binnen enkele minuten is de verpleegkundige met
verpleegkundige terug met haar gereedschapskist met infuusspullen. Ze wil vast
prikken, dan kan ze vast de labwaarden opvragen. Ik wil niet geprikt worden, ik
wil eerst weten wat er met mijn arm, borst, zij en rug is. Ik vraag of ze niet
gewoon een buisje bloed kan trekken in plaats van een infuus aanleggen. Voor
haar komt dat op hetzelfde neer, waarom zou ik twee keer geprikt willen worden.
Ik heb de 'Picc-lijn rechts en het infuus links' nog vers in het geheugen. Ik
wil eerst hier over praten voordat ik straks in mijn hals of lies geprikt moet
worden of helemaal niet.
De verpleegkundige met verpleegkundige vertrekt,
nijdig zo te zien. Ik ga nog niet in bed liggen, ik kies een stoel en wacht op
de hoofdverpleegkundige. De verpleegkundige met verpleegkundige komt nog een
keer binnen. Ze praten met elkaar, kijken niet naar ons. Ze loopt naar het
aanrecht, doet ontsmettingsmiddel op haar handen en ze lopen direct weer naar
buiten. Strato en ik, we voelen ons bescheten.
De meneer die in bed ligt in onze kamer, voelt zich
al even bescheten. Hij ligt al uren in een operatiehemd klaar voor een keel
biopt. Hij wordt niet gehaald, hij wordt niet geïnformeerd en ook genegeerd.
Hij moppert over deze toestand. Tegen de tijd dat de lunchservice langskomt, is
de meneer nog steeds niet opgehaald en nuchter. De lunchmevrouw vraagt of de
meneer wat wil eten of drinken. Hij wil niks liever, maar mag niks. Hij mag wel
kijken naar mijn boterham en de kamer ruikt naar mijn soepje. De meneer vraagt
zich af waarom hij niet op kamer is gelegd met iemand die ook niks mag eten. Ik
snap zijn wens. Het grootste probleem vandaag is onvoldoende communicatie. De
verpleegkundige met verpleegkundige wordt iets aardiger en begripvoller als de
meneer zich uitspreekt, maar ze had dit conflict wel kunnen voorkomen.
De hoofdverpleegkundige voelt achter het gordijn
aan mijn lijf. Ja, zwelling. Volgens haar is het geen lymfekliervocht en is het
infuus aanleggen links ook echt geen probleem omdat alleen de 'poortwachters'
zijn weggehaald. Ik vraag het nog eens voor de zekerheid, want dit is voor het
eerst dat ik hoor dat het infuus aanbrengen aan de geopereerde kant géén probleem is. Het infuus kan er dus wel in, maar de
hoofdverpleegkundige gaat wel even bellen met 'chirurgie' want ze weet niet zo
goed wat ze moet vinden van de zwelling.
Ik wordt dus aan het infuus gelegd, dit keer aan de
binnenkant van mijn ellenboog. Geen tijd voor een warme plak op mijn pols, of
geen zin of of straf omdat ik eerder niet wilde. De verpleegkundige met
verpleegkundige prikt overigens wel fantastisch, voel er helemaal niks van. De
Herceptin gaat er vast in, de labwaarden zijn goed, dus de Taxol gaat er
achteraan. Voorlopig lig ik hier wel.
Er komt niemand van chirurgie. Ik weet niet hoe
mijn chirurg heet. Ik heb haar een minuut gezien in de operatiekamer en verder
alleen haar stem gehoord totdat ik bevangen werd door narcose. Volgens de
hoofdverpleegkundige was het dokter Struik, maar dit is een man. Eén ding weet ik wel zeker, mijn chirurg was een
vrouw. Ze kan het niet vinden. Ik opper contact met 'nurse practitioner' Kathy. Dat is een goed idee volgens de hoofdverpleegkundige. Inmiddels heeft ze
ook mijn internist gebeld. Dit staat enkele minuten later naast mijn bed. Ze
kijkt hoe ik probeer om uit mijn bovenkleding te komen, een goede indicatie van
hoeveel bewegingsvrijheid ik heb. Ja, zwelling. Waarschijnlijk overbelast. De
hoofdverpleegkundige vraagt of ik soms de ramen heb gelapt. Dat niet, maar ik
heb wel 1500 armbandjes gemaakt.
Dokter In der Sas is blij dat ze het even gezien
heeft, dat is een uitgangspunt. Ik weet niet waarvoor, dokter In der Sas gaat
nu op vakantie. Ze vindt wel dat er nog even iemand van chirurgie bij me moet komen
kijken. Vicky is vrij. Er komt niemand. De hoofdverpleegkundige houdt het op
'overbelast' en 'even in de gaten houden'.