dinsdag 4 maart 2014

Wetenschap


Vandaag ga ik naar de tandarts. Ondanks dat ik het sinds gisteravond behoorlijk benauwd heb, ga ik op de fiets. Geen goed idee. Ik zie sterretjes als ik bij de tandarts ben aangekomen en hijg als een stalpaard. Ik heb echt niet hard gefietst, ik heb gewoon geen lucht.

De tandarts roept vanuit zijn kamer dat ik mag komen. Als ik binnenkom, met mijn sportmuts op, vraagt hij of ik geschaatst heb. Nee, maar wel chemotherapie, is mijn antwoord. Hij vraagt wat ik heb. Ik ben verbaasd. Vorige keer heeft de tandarts me met alle aandacht en liefde omringd toen ik vertelde dat ik borstkanker heb en aan de vooravond stond van chemotherapie. Hij heeft toen de deur dichtgedaan van zijn kamer en toen direct een klein gaatje gevuld en me allerhande tips gegeven over mondverzorging tijdens chemotherapie. Hij is vergeten hier een aantekening van te maken, hij tuurt nu naar zijn computerscherm.

Als ik in de stoel lig, vraagt hij hoe vaak ik nog bestraald moet worden. Ik wordt niet meer bestraald, ik heb chemotherapie. Ik snap heel goed dat als je deze behandelingen niet zelf hebt ondergaan, dat het verschil niet heel duidelijk is. Ik zeg dat ik al bestraald ben, dat ik ook geopereerd ben en dat ik nu chemotherapie krijg. Ik vind het pas niet aardig meer als hij het nog twee keer over mijn 'bestraling' heeft. Mijn gebit is in orde bevonden. Hij wil wel weer eens een röntgenfoto maken, maar niet nu, ik krijg nu al genoeg 'bestraling' zegt hij.

Als ik uit de stoel ben, kijkt de tandarts me betekenisvol aan en vraagt of ik denk dat het aan mijn voeding ligt. Ik denk niet zoveel inzake de vraag 'hoe kom je er aan'. Speculeren daar over heeft in mijn optiek geen enkele zin. Ik heb nog geen (tand)arts ontmoet die me kan vertellen hoe ik aan borstkanker ben gekomen. 'Hoe kom je er van af', dat is nu actueel. Ik blijf beleefd en mompel wat als 'zou kunnen' of 'wie weet'. Dat is mijn tactiek, zo snel mogelijk onder dit soort vragen uit.

De assistente doet ook een duit in het zakje: Misschien komt het wel door al die smartphones van tegenwoordig. Goed dat ze daarover begint, ik pak mijn smartphone en zoek mijn agenda op. De tandarts en de assistente discussiëren verder over kanker door smartphone gebruik. Ik wacht rustig af met mijn smartphone in mijn hand. De assistente verzint zelf niet dat ze een nieuwe afspraak met me moet maken, de tandarts begrijpt wel waarom ik blijf 'hangen' in zijn kamer. Geloof me, anders was ik allang dit 'speculatie-geweld' ontvlucht. Hij maant de assistente omdat ze nog een afspraak met me moet maken. Ik weet niet waar hij deze assistente heeft gevonden, of ze is helemaal vol van haar eigen bevindingen over mijn situatie. Ze noemt een dag en een tijd, noteert dat in haar eigen agenda, maar geeft me geen datum. Het duurt dus 'eeuwen' voordat ik ook werkelijk weg kan hier.

Mijn moeder wil me wel haar elektrische fiets lenen. Dat gaat me te ver, ik ga wel lopen.